Voeding Spatzalm

Dieet

Veel karperzalmen nemen genoegen met droogvoer. Wanneer men ze afwisseling in hun dieet en wat lichaamsbeweging wil geven en waneer men kweekpogingen gaat ondernemen zal men het voederaanbod flink moeten uitbreiden.

  • Fast food

  • Vlokvoer op het water uitgestrooid is niet slecht voor de gezondheid van aquariumbewoners. Zelfs wanneer ze lange tijd niks anders krijgen zullen ze geen gezondheidsproblemen ondervinden.
    Er zijn wel manieren om de eentonigheid van vlokvoer te doorbreken. Men kan afwisselen met andere soorten droogvoer zoals voedertabletten die naar de bodem zakken. Er zijn ook nog voederkorrels (granulaat) te koop, die ook goed gegeten worden.

  • Diepvriesvoer

  • Wanneer men de vissen meer variatie in het dieet wil geven, kan diverse soorten diepvriesblokjes (tabletten) van o.a. watervlooien (Daphnia), cyclopskreeftjes (Cyclops), slingerwormen (Tubifex) en diverse soorten muggen larven (rood: Chironomus, wit: Corethra, zwart:Cu/ex) aanbieden. In een luchtdicht afgesloten bakje zijn zulke diepvriestabletten lang houdbaar en geven ze ook geen luchtjes af aan andere producten in het vriesvak. Een nadeel van diepvriesvoer is dat ze prijzig zijn. Het is niet nodig om de gebroken stukjes of blokjes eerst te laten ontdooien, want de voedseldiertjes dooien er in het aquarium ook snel van af en zijn dan dadelijk op temperatuur om te worden gegeten.

  • Levend voer

  • Wanneer men een vijver in zijn tuin of buurt te heeft, liefst zonder vis erin, kan er in ieder jaargetijde op uit om levend voer te vangen. Watervlooien in alle soorten en maten, cyclopskreeftjes, muggen larven, haftenlarven zijn tractaties voor karperzalmen.
    Karperzalmen waarmee men een kweekpoging wil doen kunnen niet zonder levend voer, omdat de vrouwtjes dan vaak geen eieren aanleggen. In hoeverre de productiviteit van de mannetjes met hun voeding samenhangt is nog onduidelijk maar aangenomen mag worden dat levend voer ook op hen gunstig uitwerkt.

  • Wormen

  • Wormen vormen waardevol voedsel voor karperzalmen. Men kan ze kopen, vangen of zelf kweken. Soms zijn in afvoerkanalen van conservenfabrieken of in filterbedden van rioolwaterzuiveringsinstallaties slingerwormen (Tubifex) te vinden. Deze zijn in kleine porties ook bij de meeste aquariumwinkels te koop. Wanneer de wormen goed gespoeld en gewaterd worden, kan men ze zonder risico aan alle karperzalmen aanbieden. Wanneer men ze met een scheermesje fijnhakt kunnen ze ook aan jonge visjes gevoerd worden.
    Kleinere wormen zijn grindalwormen (Enchytraeus bucholzi tot 10 mm) en gewone enchytreeën (Enchytraeus olbidus tot 30 mm).
    De kleinste wormen die als visvoer kunnen dienen zijn microaaltjes (Ponogrillus silusioe), die heel geschikt zijn als opfokvoer voor jongbroed. Niet alle jonge visjes houden van microaaltjes, mogelijk omdat ze zo snel kronkelend bewegen.
    Regenwormen worden vooral voor grote karperzalmen verzameld. Kleine regenwormen worden in hun geheel verslonden, grote moet men eerst in stukjes snijden. Alleen de Gewone regenworm (Lumbricus terrestris) komt in aanmerking.
    Ongeschikt voer is de Mestpier (Eisenio foetida), deze stinkt en wordt door karperzalmen afgewezen. Ze bijten er nog wel eens in, maar spuwen hem dan toch meestal weer snel uit.

  • Ander levend voer

  • Meelwormen zijn keverlarven en geen worm. Hij is meer geschikt om ermee te gaan vissen, maar in fijngesneden vorm kan hij desnoods ook wel als aquariumvoer dienen.
    Mieren, mierenpoppen, vliegen, muggen, kleine kevers, rupsen en andere insecten worden door karperzalmen graag gegeten. Vooral 's zomers kan men met een fijnmazig net zeer veel insecten vangen in onbemeste, niet-bespoten hooilanden.

  • Slakken

  • Posthoornslakken (Heliosoma) en poelslakken (Lymnaea), die vaak met levend voer in de bak gebracht worden, kunnen heel goed als bijvoeder dienen. Men dient de slakken zo aan te bieden dat de vis ze kan opeten. De meeste karperzalmen zijn niet in staat een slakkenhuis te kraken of slakken uit hun huisje te trekken. Maar wanneer men het huisje stukbreekt, storten alle karperzalmen zich dadelijk op het slakken lichaam. In een aquarium met grondzalmen (Characidium-soorten) zullen weinig slakken overleven. Deze vissen vallen de slakken onophoudelijk aan. Ze raken uitgeput en kunnen zo gemakkelijk worden opgegeten.

    Wanneer de vissen gevoerd worden dient het voer binnen 3 minuten opgegeten te worden. Wanneer dit langer duurt wordt er teveel voer aangeboden.

    Nutrienten behoefte

    Voedingsschema

    Men dient de vissen minimaal 2x per dag een beetje te voeren. Voer zoveel als de vissen binnen 5 minuten verorberd hebben.
    In de vakantietijd is het gebruik van een voederautomaat erg handig. Vlokvoer is hier beslist een van de handigste en veiligste voedersoorten voor.

    Voedingsplaats

    Men kan het voer in het water laten vallen. De vissen vinden het dan vanzelf. Wormen, granulaat tabletten etc. kan men op verschillende plaatsen in het aquarium laten vallen voor een betere verspreiding.

    Handopfok

    Een belangrijk onderdeel bij de opfok van karperzalmen is het sorteren van de afgezette eieren. De bevruchte, zich ontwikkelende eieren moeten daarbij gescheiden worden van de onbevruchte eieren. Onbevruchte eieren zien er troebel uit. Met een pipet of dun slangetje kan het scheiden goed uitgevoerd worden. Hierna moet het goede legsel worden overgebracht naar een bak met brandschoon water van dezelfde samenstelling als in de kweekbak. Bedorven eieren en vuil dat zich in de kweekbak heeft afgezet leveren gevaar op voor het legsel, omdat de groei van bacteriën en infusoriën erdoor wordt bevorderd. Afhankelijk van de watertemperatuur komen de larven na 18 tot 24 uur uit het ei. Bij karperzalmen varieert het aantal eieren sterk, per soort, soms wordt er maar één ei gelegd, soms wel 500 of meer. Bij geringe aantallen heeft men in het begin van de opfok maar een klein bakje nodig van ongeveer een halve liter. Men kan een paar van zulke opfokbakjes in een aquarium van 10 liter hangen. In deze kleine bakjes kan men de larven goed zien, op efficiënte wijze voederen en dagelijks gemakkelijk van schoon water voorzien. Wanneer de jonge visjes vrijzwemmen dient men voer aan te bieden. De zwemblaas is dan ook zichtbaar met lucht gevuld. Meestal is het tussen de vierde en zesde dag zo ver. Als eerste voer zijn pekelkreeftjes voor de meeste karperzalmen heel geschikt.

    Bij een totale waterverversing dient men de inhoud van het bakje door een fijnmazige zeef (artemiazeefje) te gieten. Hiermee “zeeft' men de jonge visjes uit, maar wel zo dat ze nooit boven water komen. Daarna dient men het jong broed snel maar wel voorzichtig naar een nieuw bakje met schoon kweekwater (nooit vers leidingwater!) te “verhuizen“. Wanneer men grote legsels (meer dan 100 eieren) heeft, kan men ze voor de opfok beter in de kweekbak laten en alleen de ouders uitvangen. Men kan ook dan een totale waterverversing uitvoeren. Vermijdt grote pH schommelingen. Installeer in de kweekbak een zachtjes lopend patroonfiltertje en zet er een paar waterplanten in, zodat het jongbroed geborgenheid vindt onder de bladen. Voederresten en mest moeten met grote regelmaat met een dun slangetje (luchtslang) uit de kweekbak worden weggeheveld, anders ontstaat snel een schimmeltapijt op de bodem. Het afgehevelde water vervangt men dan door vers, net wat minder zacht water van de juiste temperatuur, zo wordt het water in de kweekbak geleidelijk harder en wennen de opgroeiende jongen langzaam aan het waterregiem waarin ze als volwassen vis moeten leven. Het voederaanbod moet met de grootte van de jongen mee veranderen. Alles wat ze in elk bepaald stadium van hun ontwikkeling zonder moeite kunnen verzwelgen is goed. Zorg wel voor afwisseling en voeder ook heel regelmatig, minstens twee maal per dag.

    Voor het kweken dient men een kweekbak te kiezen die bij de grootte van de vissen past. Voor een enkel paartje karperzalmen tot 60 mm lengte is een bakje van 10 liter vaak al genoeg. Soorten die 80 mm of langer worden, zijn vaak alleen in een meterbak tot afzetting te bewegen. De inrichting van de kweekbak mag spartaans zijn. Een thermostaatverwarming, een binnenfiltertje, een afzetrooster (eventueel turfmolm of grof grind) en een geschikt afzetsubstraat (groene perlonwatten, kunstplanten of wat echte planten), meer is niet nodig. De kweekstellen moeten voor en tijdens de kweekpoging goed doorvoederd zijn, met hoogwaardig, liefst levend voer, vooral witte en zwarte muggenlarven.