Huisvesting Brandgans
Omheining
Het is ook mogelijk om een net te plaatsen boven de ganzen, om het perk musvrij te maken. Alle mazen van het net en de afrastering mogen dan niet groter zijn dan één centimeter. Mussen eten van het voer van de ganzen mee en kunnen ziektes overbrengen. Kraaiachtigen eten eieren en kuikens. Blauwe reigers eten kuikens en diverse soorten roofvogels verstoren de rust.
Waarschijnlijk zijn er maar weinig mensen bij wie die de afrastering van het watervogelverblijf aan alle bovenstaande eisen voldoet. Het kan natuurlijk ook makkelijker en het verblijf wordt bijvoorbeeld niet ongediertevrij gemaakt. In de dichte bebouwing zullen meestal minder roofdieren zitten, dan buiten de bebouwde kom en in het open veld.
Vloer
Een makkelijke manier om de vijvers schoon te houden, is om vers bronwater toe te voegen. Dit kan het beste worden opgepompt uit de grond. Grondwater heeft een constante temperatuur. In de winter voelt het water warm aan en bevriest niet, zolang vers water in de vijver blijft stromen. In de zomer is het water koel. Continu dient vers bronwater in de vijver te stromen. Bij een overloop aan de vijver kan het overtollige water wegstromen.
Grondwater is het beste voor brandganzen, maar niet noodzakelijk. Het water dient, als geen doorstroming plaatsvindt, wel regelmatig ververst te worden. De vijver dient eerst leeggemaakt te worden. Bij de aanleg van de vijver dient er rekening mee gehouden te worden, dat de vijver makkelijk leeggemaakt kan worden. Water kan verwijderd worden met een dompelpomp. Ook kan het water door een buis onder de grond wegstromen. De buis begint op het laagste punt van de vijver. Ook de laatste resten water met meestal veel modder en ontlasting kunnen dan wegspoelen.
De brandganzen dienen moeiteloos uit de vijver te kunnen komen. Langs de vijverranden dienen ondiepe plaatsen te zijn, waar de vogels de vijver uit kunnen lopen. In en langs de vijver kunnen waterplanten worden geplaatst, maar door één koppel ganzen zullen planten vaak snel worden opgegeten.
Voor ganzen is het gunstig, als een groot deel van het verblijf met gras begroeid is. Het gras dient heel kort te zijn, omdat brandganzen anders niet makkelijk kunnen grazen met hun korte snavels. Op plaatsen waar watervogels veel staan, is het onmogelijk om het gras groen te houden. Hier kan een dikke laag zand gestrooid worden. Wanneer het gras doorloopt tot aan de vijverrand, zullen de ganzen erlangs waarschijnlijk modderplaatsen creëren. Er kan voor gekozen worden om de eerste meter vanaf de rand een laag zand te strooien. Ook kapotte schelpen zijn functioneel. Het zand of de schelpen dienen ten minste zo hoog komen te liggen als de vijverrand. Het liefst zelfs iets hoger, want anders kan hier water blijven staan. Ook grint en keien behoren tot de mogelijkheden voor de vijverrand. Grote keien mogen geen belemmering voor de ganzen vormen om uit de vijver te kunnen komen.
Het is wel aan te raden om het perk aan te planten met diverse soorten vaste planten. Zo wordt de natuurlijke situatie nagebootst. Als de ganzen een nest gaan maken, kan ervoor gekozen worden om een strook lang gras aan de kanten te laten staan. De ganzen kunnen dan bovendien beschut en uit de wind zitten.
Er bestaan vele soorten siergrassen en bamboesoorten, die geschikt zijn voor watervogelperken. Voorbeelden van andere soorten geschikte planten zijn de hosta, de daglelie, varens, bont liesgras en de bonte dovenetel.
Onderhoud
Op plaatsen waar de watervogels graag staan, zal veel mest komen te liggen. Langs de vijverrand zal dat waarschijnlijk het geval zijn. Als op deze plaatsen zand ligt, dient de toplaag ervan verwijderd te worden en eventueel aangevuld te worden met nieuw zand. Schelpen en stenen kunnen met de tuinslang afgespoten worden. Ganzen die op hun eigen ontlasting staan, kunnen pootontstekingen krijgen.